Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [54]Daarom zal het graf zichzelf wijd opensperren, en zijn mond opendoen, [56]zonder maat; opdat [57]nederdale haar heerlijkheid, en haar [59]menigte, [60]met haar gedruis, en [61]die in haar van vreugde opspringt. 54. De profeet wil zeggen dat er velen zullen omkomen, hetzij door honger en kommer, of door het zwaard. Anders: het graf heeft zichzelf wijd opengesperd, en zo doorgaans. 55. Hebreeuws, zijne ziel; dat is, zichzelven. Anders: zijnen lust; [namelijk, die het graf heeft om vele mensen in te slokken en te verteren] gelijk Ps.27:12, en Ps.41:3, en Ps.105:22; Ezech.16:27. 56. Anders: boven gewoonte; zie de aantekening Richt.11:39. 57. Te wete in het graf. 58. Te weten Jeruzalem, doch men kan hieronder het ganse Joodse volk verstaan. 59. Dat is, het gemene volk, of hun rijkdom; gelijk boven vs.13. 60. Te weten met die woeling, of het gedruis, hetwelk het heilloze gezin maakt in zijne brasserijen. Zie boven vs.11,12. 61. Te weten, vrolijk zijnde in zijne brasserijen en wellusten binnen Jeruzalem, en voorts in het Joodse land.